e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd schofttijd: schofttied (Well), sxoftit (Well) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schaand (Well) schande [SGV (1914)] III-3-3
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxǫpskø̜i̯ (Well), schaapsstal: sxǫps[stal] (Well) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schede schede: scheij (Well) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: scheen (Well, ... ), Voorkant van het onderbeen.  scheen (Well) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheiplank keerlatje: keerlatje (Well) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schelden, schimpen schimpen: scheempe (Well, ... ) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schelm schelm: schèlm (Well) schelm [DC 11] III-1-4
schemering, valavond licht en donker: leecht en doonker (Well) schemering [SGV (1914)] III-4-4
scheut kien: kēn (Well), scheut: sxø̄t (Well) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5