e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schoen (Well), schōēn (Well) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxufǝlǝ(n) (Well) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schommel bommel: bommel (Well), schuit: schoet (Well) schommel [SGV (1914)] III-3-2
school school: sxol (Well) school [RND] III-3-1
schoolkinderen schoolblagen: Van Dale: blaag, stout, lastig kind; snotneus, kwajongen; halfwas (ook meisje (volkst.) (mv.) kinderen als zodanig  sxulbla.gə (Well), schoolkinderen: sxulkindər (Well) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoolopziener schoolopziender: schŏalopziender (Well) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoondochter schoondochter: schòndochter (Well), schôndōchter (Well) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schônmōēder (Well) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: schônalders (Well), schônelders (Well) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: schônvāder (Well) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2