e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwälŭf (Well) zwaluw [SGV (1914)] III-4-1
boerin boerin: buren (Well), dees boerin (Well), die boerin (Well) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]deze [~ boerin] [SGV (1914)] || die [~ boerin] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
boezeroen boezeroen: bazeroen (Well, ... ) boezeroen [SGV (1914)] || Hoe noemt men den boezeroen of katoenen werkkiel? [DC 09 (1940)] III-1-3
bolhamer bolhamer: bǫlhāmǝr (Well) In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c] II-11
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bōnt ɛm blòu gəslāgə (Well) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai grijze kraai: grieze krei (Well) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
boog pijlenboog: piləmb^oͅ:ch (Well) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: bōēwm (Well), buəm (Well), bôom (Well), buim (mv.): būwm (Well) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bogaard: bogərt (Well) I-7
boomleeuwerik boomleeuwerik: bōēwmlewwerik (Well) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1