21386 |
uithoren |
uitvunderen:
vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 300): ütvundere, nauwkeurig uitzoeken, uitvissen, uitpluizen.
uutvŭndere (L213p Well)
|
uitvorschen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
schimpen:
scheempe (L213p Well, ...
L213p Well)
|
schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutel:
pęrtskø̄tǝl (L213p Well)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L213p Well)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
ponder:
pŭnder (L213p Well, ...
L213p Well)
|
unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L213p Well),
vaars:
vārs (L213p Well)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxoͅtəlsleͅt (L213p Well)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
20330 |
vader |
papa:
modern
papa (L213p Well),
vad:
fat/vat (L213p Well),
vader:
vader (L213p Well, ...
L213p Well,
L213p Well,
L213p Well,
L213p Well,
L213p Well,
L213p Well),
vajjer (L213p Well),
vāāder (L213p Well),
vāder (L213p Well)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L213p Well)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
valgordijn:
valgerdien (L213p Well)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|