33393 |
varkenstrog |
varkensbak:
vɛrkǝs˱bak (L213p Well)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
smout:
smaalt (L213p Well, ...
L213p Well)
|
reuzel [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
kø̄tǝls (L213p Well),
schaapskeutels:
sxǫpskø̄tǝls (L213p Well),
schaapsknikkers:
sxǫpsknekǝrs (L213p Well),
stront:
strōnt (L213p Well, ...
L213p Well)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (L213p Well),
voerbak:
vurbak (L213p Well)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelōāvend (L213p Well),
vstəloͅəvənt (L213p Well)
|
vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendag (L213p Well)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaaste (L213p Well)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛ:xtə (L213p Well)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
biǝstǝ (L213p Well),
vee:
vēi̯ (L213p Well),
vēǝ (L213p Well)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
ven:
vęn (L213p Well)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|