19860 |
branden |
branden:
de kachel brant (L213p Well)
|
brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19674 |
brander van een lamp |
brander:
brānder (L213p Well)
|
brander (v. e. lamp) [SGV (1914)]
III-2-1
|
19635 |
brandhout |
brandhout:
brāndholt (L213p Well),
brānthoͅlt (L213p Well)
|
[SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)]
I-7, III-2-1
|
24875 |
brandnetel |
brandnetel:
brand˱nētǝl (L213p Well),
netel:
nētǝl (L213p Well)
|
Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (L213p Well)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
27378 |
breekijzer |
breekbeitel:
brɛ̄k˱bęjtǝl (L213p Well),
breekijzer:
brɛ̄k˱īzǝr (L213p Well)
|
Vierkante, naar onderen plat uitgesmede beitel van staal of van gehard of verstaald ijzer die dient voor het slopen van hout- of metselwerk. Voor zwaar sloopwerk zijn er ook ronde uitvoeringen van dit werktuig, 70 tot 80 cm lang, met plat uitgesmeed einde. Zie voor een afbeelding van het breekijzer ook Wld ii.9, pag. 17, lemma "steenbeitel". [N 33, 114; N 53, 43a]
II-11
|
18786 |
breien |
breien:
breie (L213p Well)
|
breien [SGV (1914)]
III-1-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
brênge (L213p Well)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18099 |
breuk |
breuk:
breuk (L213p Well)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
brevier (L213p Well)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|