24948 |
bron |
sprong:
sprŭng (L213p Well),
sprøŋ (L213p Well)
|
bron [SGV (1914)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|
20769 |
brood |
brood:
broowd (L213p Well),
bruət (L213p Well),
brôêt (L213p Well),
brôôd (L213p Well)
|
brood [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
kadetje:
kedètje (L213p Well)
|
krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
ōavǝ (L213p Well),
ǭvǝ (L213p Well)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
bros:
bros (L213p Well)
|
bros [SGV (1914)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫwǝ (L213p Well)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
browǝr (L213p Well),
brǫwǝr (L213p Well)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brŭg (L213p Well),
brøͅx (L213p Well),
buig:
bø̜jx (L213p Well)
|
brug [RND], [SGV (1914)] || Werktuig in de vorm van een brug dat dienst doet als draagvlak, bijvoorbeeld bij smeedwerk. Eén uiteinde van de brug is voorzien van een staart, die in het aambeeldgat vastgezet kan worden. Zie ook afb. 30. [N 33, 53]
II-11, III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
bruud (L213p Well),
bruut (L213p Well),
brüt (L213p Well)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
breudegôm (L213p Well),
brudegem (L213p Well),
brudegom (L213p Well)
|
bruidegom [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|