e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groflinnen beenwindsel puttee (eng.): poetjes (Well) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] III-1-3
grond waarop de boerderij staat boerenplaats: būrǝplats (Well), erf: ɛ̄rǝf (Well) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde aarde: ē̜rt (Well), grond: grōnt (Well) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grondboor grondboor: gront˱bō̜r (Well) Boor die bij het slaan van pompen gebruikt wordt om in de grond te boren. Aan de zijde ervan zijn doorgaans spiraalvormige windingen aangebracht die tijdens het boren de aarde uit het boorgat schuiven. [N 33, 162] II-11
grootmoeder bestemoer: cf. WNT s.v. "moer (I)"- uit moeder; cf. VD s.v. "IV moer  bestemoer (Well), groot, de -: gröt (Well), grootmoeder: groôtmōēder (Well), grutmoeder (Well, ... ), grŭtmoeder (Well), grôotmōēder (Well, ... ), grötmoedr (Well), grootmoet: grötmoet (Well), oma: tegenwoordig  oma (Well), omaatje: ômake (Well) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: grŭtelders (Well), groten: voor twee grootmoeders van vaders en moederskant  grötte (Well) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: gröt (Well) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader bestevader: bèstevader (Well), grootvad: grötvàt (Well), grootvader: groôtvader (Well), grutvader (Well, ... ), grŭtvader (Well), grôotvader (Well, ... ), opa: tegenwoordig  opa (Well), opaatje: ôpake (Well) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootx groot: grut (Well), gruət (Well), gröt (Well) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Well), boerenhof: burǝnhof (Well) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6