e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruien kruien: kruien (Well), krø̜i̯ǝ (Well) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3
kruik kruik: kroek (Well) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: kruiketting (Well) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim kruim: kroem (Well) kruim [SGV (1914)] III-2-3
kruin kruin: krŭŭn (Well) kruin [SGV (1914)] III-1-1
kruipalen kruipalen: kruipalen (Well) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruis kruis: kruus (Well) kruis [SGV (1914)] III-3-3
kruisbeeld kruis: Kruuts (Well) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisen, kruisdagen? kruisen: kr^y.s (Well) kruisen [RND] III-3-3
kruissleutel kruissleutel: krysslø̜tǝl (Well) Sleutel voor het vast- en losdraaien van wielmoeren van autoʔs en karren. De kruissleutel bestaat uit twee gekruiste stangen met doppen aan de uiteinden. [N 33, 300j; N 33, 330k] II-11