e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
looi looi: loj (Well) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lojǝ (Well) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Well) loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loewpe (Well) lopen [SGV (1914)] III-1-2
loper loper: loper (Well) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse plankbrug vonder: voonder (Well) vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
luchtx lucht: loocht (Well), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  locht (Well), lyx (Well), oo kort  lŏŏcht (Well), Opm.: de mondstand van oo maar kort uitgesproken.  locht (Well) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer lucifer: lucifer (Well), strijker: strieker (Well) lucifer [SGV (1914)] III-2-1
lui lui: lui (Well) lui (traag) [SGV (1914)] III-1-4
lui (lieden) lui: luuj (Well), mensen: meense (Well), mīnsə (Well), mî:nsən (Well) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND] III-3-1