26417 |
groot kamrad |
groot kamrad:
grő̜wt kamprēǝt (Q078p Wellen)
|
Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26]
II-3
|
20346 |
grootmoeder |
bonne-tje:
dim.: bonne
bonneke (Q078p Wellen),
grand-mre (fr.):
grammeer (Q078p Wellen),
grootmoeder:
groutmooiər (Q078p Wellen),
mee:
mèè (Q078p Wellen),
meetje:
meekə (Q078p Wellen),
meke (Q078p Wellen),
oudmee:
amèè (Q078p Wellen),
cf. WNT s.v. "meken"= dim. van "mee"als een term voor grootmoeder, oude vrouw; cf. WNT s.v. "meter (II)"....."zoo is de populaire vorm van meter in Z.-N. ook meetje, meke, niet alleen in de zin van meter, maar ook wel dien van oud vrouwtje.................een andere vorm thans nog W. Vl. in gebruik is mette (verkl. metje)........"; cf. VD s.v. "IV. mee"(gew. min.) oude vrouw
amé (Q078p Wellen)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
grootààs (Q078p Wellen)
|
grootouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
groeade (Q078p Wellen),
grooide (Q078p Wellen)
|
grootte [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
ate:
cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader
aotä (Q078p Wellen),
een langverdwenen woord"; cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader
aatè (Q078p Wellen),
bon-papa:
vroeger
boupapa (Q078p Wellen),
grand-peetje:
dim.: "grempke"; vroeger
grempke (Q078p Wellen),
grand-pre (fr.):
dim.: "grempke
grampeer (Q078p Wellen),
grootvader:
grootvaar (Q078p Wellen),
groutvaaör (Q078p Wellen),
grótfaor (Q078p Wellen),
pee:
cf. VD s.v. "1. pee"1. vader
pee (Q078p Wellen),
peetje:
peekə (Q078p Wellen),
vroeger
peeke (Q078p Wellen)
|
grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
geleg:
gǝlēǝx (Q078p Wellen)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houëp (Q078p Wellen),
hopen (mv.):
heup (Q078p Wellen)
|
hoop [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
kadester:
kadéster (Q078p Wellen),
een hele dikke knikker, dikker dqn een mei
kadester (Q078p Wellen),
maai:
meͅi (Q078p Wellen),
In zekere gehuchten ma:ë.
meië (Q078p Wellen)
|
Dikke knikker. [ZND m] || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
lijster:
vdBerg; omgesp.
(zāŋk)lēi̯əstər (Q078p Wellen)
|
grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
groute schouwmaak (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|