e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot kamrad groot kamrad: grő̜wt kamprēǝt (Wellen) Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26] II-3
grootmoeder bonne-tje: dim.: bonne  bonneke (Wellen), grand-mre (fr.): grammeer (Wellen), grootmoeder: groutmooiər (Wellen), mee: mèè (Wellen), meetje: meekə (Wellen), meke (Wellen), oudmee: amèè (Wellen), cf. WNT s.v. "meken"= dim. van "mee"als een term voor grootmoeder, oude vrouw; cf. WNT s.v. "meter (II)"....."zoo is de populaire vorm van meter in Z.-N. ook meetje, meke, niet alleen in de zin van meter, maar ook wel dien van oud vrouwtje.................een andere vorm thans nog W. Vl. in gebruik is mette (verkl. metje)........"; cf. VD s.v. "IV. mee"(gew. min.) oude vrouw  amé (Wellen) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: grootààs (Wellen) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootte grootte: groeade (Wellen), grooide (Wellen) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader ate: cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader  aotä (Wellen), een langverdwenen woord"; cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader  aatè (Wellen), bon-papa: vroeger  boupapa (Wellen), grand-peetje: dim.: "grempke"; vroeger  grempke (Wellen), grand-pre (fr.): dim.: "grempke  grampeer (Wellen), grootvader: grootvaar (Wellen), groutvaaör (Wellen), grótfaor (Wellen), pee: cf. VD s.v. "1. pee"1. vader  pee (Wellen), peetje: peekə (Wellen), vroeger  peeke (Wellen) grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝlēǝx (Wellen) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: houëp (Wellen), hopen (mv.): heup (Wellen) hoop [ZND 01 (1922)] III-4-4
grote knikker kadester: kadéster (Wellen), een hele dikke knikker, dikker dqn een mei  kadester (Wellen), maai: meͅi (Wellen), In zekere gehuchten ma:ë.  meië (Wellen) Dikke knikker. [ZND m] || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote lijster lijster: vdBerg; omgesp.  (zāŋk)lēi̯əstər (Wellen) grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote schoonmaak: groute schouwmaak (Wellen, ... ) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1