e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ham, hesp hesp: heesp (Wellen), heͅi.sp (Wellen), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  heeps (Wellen), hijsp (Wellen) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] || hesp, ham (de bil v.e. geslacht varken) [Goossens 2c (1963)] III-2-3
hand hand: ha-nd (Wellen), ha.nd (Wellen) hand [ZND 01 (1922)] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)] III-1-1
handcultivator lichte trekker: lixtǝ trękǝr (Wellen), trekhaak: trękhǫu̯k (Wellen) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handgeld voorschot: ps. omgespeld volgens Frings.  v"ərsxoͅt (Wellen) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stǫu̯tkē̜r (Wellen), stootkarretje: stǫu̯tkē̜rkǝ (Wellen) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger dien(d)er: dinǝr (Wellen), metserdien(d)er: mɛtsǝrdinǝr (Wellen) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handpalm plat: plat va ne hand (Wellen) Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1
handschoen haas: e pār hāse (Wellen), en hâs (Wellen), hao.s - haose (Wellen) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] III-1-3
handvat aan de ploegstaart handvat: hā.nt˲vǭǝ.t (Wellen) De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
handvat van de sikkel handvat: hant˲vǭt (Wellen), steel: stēǝl (Wellen) Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.] I-5