18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
botin (Q078p Wellen)
|
bottine: bottine
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
bęi̯nǝ (Q078p Wellen)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
22024 |
holenduif |
holduif:
hoaldouf (Q078p Wellen),
vdBerg; omgesp.
hōͅu̯əldø̄f (Q078p Wellen)
|
Dikke wilde duif. [ZND m] || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-3-2, III-4-1
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hoeəmel (Q078p Wellen)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (Q078p Wellen),
klöët (Q078p Wellen)
|
kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho-nd (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
ho-nt (Q078p Wellen),
hoant (Q078p Wellen),
hond (Q078p Wellen),
hōͅ.nt (Q078p Wellen)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND m], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondsstal:
hoͅnsstal (Q078p Wellen),
hondstal:
hoͅnstā.l (Q078p Wellen)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
hoͅndərt fraŋ (Q078p Wellen)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21043 |
honing |
honing:
hȭwneŋ (Q078p Wellen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingpers:
hȭw.neŋpã.s (Q078p Wellen)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|