e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus mus: müs (Wellen), müsse mv. (Wellen), vdBerg; omgesp.  mys (Wellen) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [ZND 01 (1922)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: in notatie van Pieter G.  vliech (Wellen) vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huiszwaluw zwalver: vdBerg; omgesp.  zwɛləvər (Wellen) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren bibberen: bibərən (Wellen, ... ), rijderen: reure (Wellen, ... ), rèure (Wellen), rijzelen: reuzele (Wellen, ... ) huiveren [ZND 01 (1922)] || Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huppelen springen: sprènge (Wellen) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] III-1-2
hurken (zich) hukken: In: op zèn hoake zitte  hoakə (Wellen) hurken [ZND m] III-1-2
hutselen rammelen: rammele (Wellen) schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] III-3-2
huurcontract tuis: ich hab ennen tōas vor drè joeer (Wellen) het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] III-3-1
huurhuis huurhuis: huurhoues (Wellen), huurhouës (Wellen) huurhuis [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
huurpenning meepenning: mèïpenning (Wellen), Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  mépènning (Wellen), werdel: WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  wjoadel (Wellen), wjodel (Wellen, ... ) Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] III-3-1