20347 |
kleinkinderen |
kindskind:
keindskeind (Q078p Wellen),
kleinkinder:
kleenkennər (Q078p Wellen)
|
kleinkind [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleenzooʔn (Q078p Wellen),
kleenzóón (Q078p Wellen)
|
kleinzoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18200 |
klepbroek |
klepbroek:
klapbroek (Q078p Wellen)
|
Klepbroek. Kent uw dialect een bijzondere naam voor de broek met afvallende klep, zoals nog door kleine jongens wordt gedragen ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
klepel:
klūppəl (Q078p Wellen),
klèpel (Q078p Wellen),
kləpəl van nə klok (Q078p Wellen),
kleper:
de klupper van de klok (Q078p Wellen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || Klepel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
22377 |
kleppers |
ratel:
ratel (Q078p Wellen)
|
elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
flauwe zever vertellen:
hè vertèlt floo-uwe zever (Q078p Wellen),
groene kal vertellen:
hè vertèlt grūne kal (Q078p Wellen),
kal:
kal (Q078p Wellen)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)], [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
klatsōr (Q078p Wellen),
klesoor:
klɛzou̯ǝr (Q078p Wellen),
tip van de koord:
typ van ǝ ki̯ǭt (Q078p Wellen)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkous:
babalkos (Q078p Wellen),
babbelkooas (Q078p Wellen),
klappei:
kleppéë (Q078p Wellen),
lameer:
dit is een kwaadspreekster
laméer (Q078p Wellen),
rammel:
èn rammel (Q078p Wellen),
rammeldoos:
èn rammeldoos (Q078p Wellen),
rammelkont:
en rammelkont (Q078p Wellen),
wafelijzer:
waffelèzer (Q078p Wellen)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
26570 |
kleurstof |
zwartsel:
zwatsǝl (Q078p Wellen)
|
Kleurstof die wordt gebruikt bij het rijen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛscherprijɛ. In dit lemma zijn de verschillende kleurstoffen bijeengeplaatst die door de molenaar worden gebruikt. Waterverf wordt toegepast, omdat dit weer gemakkelijk van de steen verwijderd kan worden. Op deze wijze vermijdt men problemen bij de volgende onderhoudsbeurt: alle verf moet dan verdwenen zijn. De term doodskop wordt in Q 88 gebruikt voor ø̄menieø̄.' [Coe 168 add.; Grof 202]
II-3
|