25367 |
kogel |
kogel:
kǫwgǝl (Q078p Wellen)
|
Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.]
II-1
|
26465 |
kogellager |
roulement:
rulǝmęnt (Q078p Wellen)
|
Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138]
II-3
|
21022 |
koken |
koken:
koǝkǝ (Q078p Wellen)
|
De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.]
II-2
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
ko.ke (Q078p Wellen),
kōēwkə (Q078p Wellen)
|
koken [RND], [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
greus (Q078p Wellen)
|
gruis van kolen [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
schoep:
sxōəp (Q078p Wellen)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
26382 |
kolk |
kolk:
kǫlǝk (Q078p Wellen)
|
De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81]
II-3
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
kolonel (Q078p Wellen)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
komp:
kōmp (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
kump (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kome (Q078p Wellen),
komə (Q078p Wellen),
kōmə (Q078p Wellen)
|
komen [RND], [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|