e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kogel kogel: kǫwgǝl (Wellen) Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.] II-1
kogellager roulement: rulǝmęnt (Wellen) Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138] II-3
koken koken: koǝkǝ (Wellen) De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.] II-2
koken (intr.) koken: ko.ke (Wellen), kōēwkə (Wellen) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
kolengruis gruis: greus (Wellen) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: sxōəp (Wellen) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Wellen) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: kolonel (Wellen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kōmp (Wellen, ... ), kump (Wellen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kome (Wellen), komə (Wellen), kōmə (Wellen) komen [RND], [ZND 46 (1946)] III-1-2