22800 |
melden (kaartterm) |
melden:
aankondigen bv dat men vier azen heeft
melle (Q078p Wellen)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
34237 |
melk |
melk:
mē.lǝk (Q078p Wellen),
męlk (Q078p Wellen),
męlǝk (Q078p Wellen),
mɛ.lǝk (Q078p Wellen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
męlkuu̯ǝrǝ (Q078p Wellen),
męlǝkǭǝrǝ (Q078p Wellen)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
melkdraaier:
mɛlkdrɛ̄ǝr (Q078p Wellen),
melkmachine:
mę.lǝkmǝšin (Q078p Wellen)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
miləkbu.ur (Q078p Wellen)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwdissel:
douu̯dissel (Q078p Wellen),
dauwdistel:
dauədissel (Q078p Wellen),
douu̯dissel (Q078p Wellen),
dōdesəl (Q078p Wellen)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛlkǝn (Q078p Wellen),
mɛlǝkǝ (Q078p Wellen)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtan (Q078p Wellen),
kalǝvǝrtān (Q078p Wellen)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zok:
˲sōu̯k (Q078p Wellen),
˲sǫk (Q078p Wellen)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkpot:
meͅləkpoͅt (Q078p Wellen),
vr. mv.\\ of mv.~p\\t
mɛlkpoͅt (Q078p Wellen)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|