34207 |
mond- en klauwzeer |
muilziekte:
mø̜lzikdǝ (Q078p Wellen),
mōǝlzikdǝ (Q078p Wellen),
pootziekte:
pǫu̯tzekdǝ (Q078p Wellen)
|
Bepaalde tongziekte van schapen en geiten; er ontstaan uitwassen aan de tong. [N 19, 68] || Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11, I-12
|
22684 |
mondharmonica |
mondmuziekje:
mondmeziekske (Q078p Wellen)
|
het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22681 |
mondstuk |
embouchure (fr.):
ambouchure (Q078p Wellen)
|
Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
25063 |
mondvol |
gere mondvol:
gere mond vool steeken (Q078p Wellen),
homp:
ps. de u staat wat hoger geschreven.
ennen hoump afbète (Q078p Wellen),
mondvol:
ps. letterlijk overgenomen.
inne mondvōl oafbēiëte (Q078p Wellen)
|
hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
23222 |
monnik |
monnik:
meunik (Q078p Wellen),
pater (lat.):
enne pao-ter (Q078p Wellen),
inne pa͂oter (Q078p Wellen),
inne poater (Q078p Wellen)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)] || Monnik. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
25914 |
monsteren |
kijken of er nog niet dik is:
kikǝ oft ǝr nox ni dek es (Q078p Wellen)
|
De stroop van de spaan laten lopen om de dikte ervan te bepalen. Op deze wijze kan de stroopstoker beoordelen of het kookproces kan worden beëindigd. In Q 249 was de stroop na vier uur koken gereed. [N 57, 31]
II-2
|
19356 |
mopperen |
grozen:
grooëze (Q078p Wellen)
|
brommen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23224 |
morgengebed |
morgengebed:
meurgegebed (Q078p Wellen)
|
Morgengebed. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
smodderen:
smoddere (Q078p Wellen)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
29998 |
mortel |
mortie:
mōrtij (Q078p Wellen)
|
Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.]
II-9
|