20581 |
ontbijt |
caf, de -:
cafei (Q078p Wellen),
koffiedrinken, het -:
koffiedrenken (Q078p Wellen),
ontbijt:
onbēͅt (Q078p Wellen)
|
de eerste maaltijd van de dag [ZND 40 (1942)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
pèeperkŏŏk (Q078p Wellen)
|
peperkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
afgaan:
oafgon (Q078p Wellen),
kakken:
kakke (Q078p Wellen)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
verzwering:
verzwiejering (Q078p Wellen)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
slap te been:
slap te bein (Q078p Wellen)
|
Onvast ter been (dazelig, los/zwak/ slecht te been, schravelachtig). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
kwee:
kwēi̯ (Q078p Wellen),
kwęi̯ (Q078p Wellen),
steenbok:
stēnbǫk (Q078p Wellen)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
34151 |
onvruchtbare koe |
broek:
bruk (Q078p Wellen),
kwee:
kwei̯ (Q078p Wellen),
kwēi̯ (Q078p Wellen),
steebok:
stēbǫk (Q078p Wellen)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
onweersplons:
oͅnweͅjrsploͅs (Q078p Wellen),
schoer:
sxur (Q078p Wellen),
storm:
stərm (Q078p Wellen)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
oͅnweͅjər (Q078p Wellen)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
niet goed:
ni goed (Q078p Wellen),
nie choet (Q078p Wellen),
nie goed (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
niet krek:
ni krek (Q078p Wellen)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|