25454 |
pekelkuip |
kuip:
kōp (Q078p Wellen)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
32047 |
pen |
ang:
aŋ (Q078p Wellen)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
17717 |
penis |
pin:
Gemeen.
pin (Q078p Wellen),
pisser:
Onschuldig.
pisser (Q078p Wellen),
prul:
preul (Q078p Wellen),
spel:
Van spel.
speijel (Q078p Wellen),
tipje:
Kinderwoord.
tipke (Q078p Wellen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
21415 |
pennenhouder |
pennenbeursje:
pennebeuske (Q078p Wellen),
pennensteel:
pennesteel (Q078p Wellen)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
34103 |
pens |
maagzak:
møxsak (Q078p Wellen),
pens:
pɛns (Q078p Wellen)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
25923 |
perenstroop |
perenstroop:
pęrǝstroǝp (Q078p Wellen),
pęǝrǝstrǫwp (Q078p Wellen)
|
Stroop, gemaakt van peren. [N 57, 34b; N 57A, 6; monogr.]
II-2
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
eesheelige (Q078p Wellen)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25892 |
pers |
pers:
páǝs (Q078p Wellen)
|
De pers met schroefdraad die door middel van een hefboom wordt aangedreven. Zie afb. 18. Uit de opmerkingen van de invullers uit Q 247a en Q 249 blijkt dat het hier een ouder model betrof dat nog van hout was vervaardigd. Persen uit later tijd waren van metaal en voorzien van tandraderen voor de aandrijving. [N 57, 12a; monogr.]
II-2
|
25896 |
persblok |
blok:
(mv.)
bløk (Q078p Wellen)
|
De blok of blokken hout die tussen de persbalk en het deksel van de perskuip als opvulling worden gelegd. [N 57, 13b]
II-2
|
17911 |
persen |
uitpersen:
ǫjtpáǝsǝ (Q078p Wellen),
werken:
werken (Q078p Wellen),
węrkǝ (Q078p Wellen)
|
De vruchtenmassa uitpersen. In Q 249 werden de perskuipen als volgt gevuld: twee emmers fruit werden erin uitgeschud en daarover werd een juten persdoek gelegd. Dan volgden er weer twee tobben fruit, opnieuw afgedekt door een juten doek en op deze wijze werd de gehele perskuip volgemaakt. Ook de invuller uit L 295 schrijft dat de kuip zo werd gevuld en volgens hem gingen er veertig lagen fruit in een perskuip. [N 57, 16] || Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11, II-2
|