e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrabsel schrapsel: sxrapsǝl (Wellen) De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.] II-1
schram krets: krets (Wellen) Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab, krets). [N 107 (2001)] III-1-2
schrammen kretsen: kretse (Wellen) Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, (s)krassen, krabbe(le)n). [N 107 (2001)] III-1-2
schrede schrede: schreee (Wellen) een schrede (zover men ineens kan stappen) [ZND 42 (1943)] III-1-2
schreeuwen keken: kiē̜kǝ (Wellen), kiɛ.kǝ (Wellen), kèike (Wellen), kēi̯kǝ (Wellen) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [ZND m] I-12, III-3-1
schrijfgerei krik: krek (Wellen) De verschillende materialen en voorwerpen waarmee de aangeleverde zakken graan in de molen van een kenmerk worden voorzien. In Q 95 schrijft men de initialen van de klant of het huisnummer op de zakken. Dit kenteken noemt de molenaar een label (lā.bǝl). In P 120 bevestigt men een etiket (ętǝkɛt) aan de zakken.' [Coe 177; Grof 275] II-3
schrijven schrijven: schreejeve (Wellen) Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1
schrijvertje schrijvertje: schreejeverke (Wellen) schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] III-4-2
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljoer (Wellen) Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schrobbezem schrobborstel: sxrup˂boͅsəl (Wellen), mv. ~s  sxrup˂boͅsəl (Wellen) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1