28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
spɛlǝkøsǝ (Q078p Wellen)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ich spéel, hèj spèlt, wè spéle (Q078p Wellen),
spE(ii)le (Q078p Wellen)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] || spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
26471 |
speling op de steenbus |
spel:
spɛjǝl (Q078p Wellen)
|
[Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135]
II-3
|
22327 |
spelletje |
spelletje:
spelleke (Q078p Wellen)
|
het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (Q078p Wellen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
vdBerg; omgesp.
spɛləvər (Q078p Wellen)
|
sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spē̜(i̯) (Q078p Wellen),
spęj (Q078p Wellen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82]
I-3, II-3
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spierke trekke (Q078p Wellen)
|
loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
achter de haagschool gaan:
âter de haogschoowal gaon (Q078p Wellen),
hagenschool:
hageschool (Q078p Wellen),
hagenschool gaan:
haageschaal gaan (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nīǝgǝl (Q078p Wellen),
nǭgǝl (Q078p Wellen)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|