e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitsmuis scheermuis: spitsmuis  scèrmous (Wellen) muis, soort [ZND m] III-4-2
spitten graven: grãvǝ (Wellen), grǭvǝ (Wellen) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sponnen stoppen: stǫpǝ (Wellen) Vaten met behulp van een spon afsluiten. [N 35, 92] II-2
sporen van de haan sporen: spuǝrǝ (Wellen) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporten leddersproten: lei̯ǝrspruu̯ǝ.tǝ (Wellen) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreekwoord spreuk: spruwek (van de aa minse) (Wellen) Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)] III-3-1
spreeuw spreeuw: sprjooaf (Wellen), sprjoof (Wellen), vdBerg; omgesp.  sprø̄i̯əf (Wellen) spreeuw [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
spreken, praten kallen: hè kan düts kalle (Wellen), kalle (Wellen, ... ), ni zoe haod kalle (Wellen) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kletsen [ZND m] III-3-1
spreuk spreuk: spruwek (van de aa minse) (Wellen) Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)] III-3-1
springen springen: sprijngə (Wellen), sprènge (Wellen) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2