26467 |
vetgaten |
smeerkotter:
smęǝrkøtǝr (Q078p Wellen)
|
De (drie) gaten in de zeskantige steenbus waarin het werk of de stukken zak en vet worden gestoken. [Coe 108; Grof 127]
II-3
|
34071 |
vetkoe |
vetkoe:
vęt[koe] (Q078p Wellen)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vetten:
vętǝ (Q078p Wellen)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vętwē̜i̯ (Q078p Wellen),
vętwęi̯ (Q078p Wellen)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̜i̯.lǝ (Q078p Wellen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vi̯ōdǝl (Q078p Wellen)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:ərt (Q078p Wellen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
caf, de -:
cafei (Q078p Wellen),
nachternoen, de -:
nā-teͅrnoen (Q078p Wellen),
nâternoen (Q078p Wellen)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
e knepke (Q078p Wellen),
è knepke (Q078p Wellen),
ə knɛpkə (Q078p Wellen),
solletje:
sölleke (Q078p Wellen),
eu als kort e in je
è seuleke (Q078p Wellen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
veͅf fraŋ (Q078p Wellen),
veͅəf fraŋ (Q078p Wellen)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|