25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
⁄t weͅjr es oͅnzeͅikər (Q078p Wellen)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
enne kol (Q078p Wellen),
kol (Q078p Wellen),
wit halsbandje:
ə wit halsbéntje (Q078p Wellen),
witte halsboord:
ne witte hāëlsboord (Q078p Wellen)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)], [ZND m]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stē̜ǝr (Q078p Wellen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q078p Wellen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
33479 |
witte aalbes |
witte kroezelen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
witte kroezel (Q078p Wellen)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
witte klaver:
wetǝ [klaver] (Q078p Wellen)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kabuis:
kabuis (Q078p Wellen),
witte kabuis:
witte kaboues (Q078p Wellen),
witte kool:
wetə køl (Q078p Wellen),
witte kool (Q078p Wellen)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (Q078p Wellen),
akkermeͅnneke (Q078p Wellen),
akərmɛnəkə (Q078p Wellen),
kwikstaart:
vdBerg; omgesp.
kwekstat (Q078p Wellen),
langstaartje:
langstettje (Q078p Wellen)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18867 |
woede |
giftigheids:
giftechèds (Q078p Wellen)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
guənsda͂och (Q078p Wellen),
gūnsdōͅx (Q078p Wellen)
|
woensdag [ZND 10 (1925)]
III-4-4
|