26635 |
breken, pletten |
pletteren:
plɛtǝrǝ (Q078p Wellen)
|
Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251]
II-3
|
24475 |
brem |
brem:
brem (Q078p Wellen),
bremn (Q078p Wellen)
|
brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
pərdɛl (Q078p Wellen),
pərtɛl (Q078p Wellen),
Vroeger zegde men hâ-me, zoals van een paard.
bretel (Q078p Wellen),
haam:
Broekgalg.
hâ-me (Q078p Wellen)
|
bretelle: broekdraagband || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)], [ZND m]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breuëk (Q078p Wellen),
bruuek (Q078p Wellen),
brøek (Q078p Wellen)
|
breuk [ZND 01 (1922)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bri:əf (Q078p Wellen),
brieëf, brief (Q078p Wellen)
|
brief [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
briesen:
brizǝ (Q078p Wellen),
pruisen:
prǭǝ.sǝ (Q078p Wellen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brii̯ǝ (Q078p Wellen),
brui̯ǝ (Q078p Wellen),
bryi̯ǝ (Q078p Wellen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broedhen:
bruthen (Q078p Wellen),
kloek:
kluk (Q078p Wellen),
kloekhen:
klukhen (Q078p Wellen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
bruur (Q078p Wellen),
bruër (Q078p Wellen),
bry(3)̄ə (Q078p Wellen),
hè get nŏŭ de scho-ël bè de broeders (Q078p Wellen)
|
Broeder. [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
34502 |
broeds |
broedkarig:
brutkārex (Q078p Wellen)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|