34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedkarige hen:
brutkǭrǝgǝ hen (Q078p Wellen)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
34503 |
broedziek |
broedkarig:
brū.tkǭ.ǝrex (Q078p Wellen)
|
Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.]
I-12
|
25388 |
broeien |
schouwen:
šā (Q078p Wellen)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
broek:
bruk (Q078p Wellen),
broekriem:
broekriem (Q078p Wellen)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
broek (Q078p Wellen),
broeëk (Q078p Wellen),
broēk (Q078p Wellen),
de klinker van broek is doffer dan de oe van boek en gaat naar een korte oo af
broek (Q078p Wellen)
|
broek [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
kettelen van de achterhaam:
(enk)
kętǝl van dǝn atǝrhǭǝm (Q078p Wellen)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
pijp:
peejep (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
bruur (Q078p Wellen),
brûû (Q078p Wellen)
|
broeder (familielid) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21603 |
brompot |
grommelpot:
grômmelpot (Q078p Wellen),
rommelaar:
rômmelèr (Q078p Wellen)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22586 |
bromtol |
dop:
dop (Q078p Wellen),
muziekdop:
muziekdop (Q078p Wellen),
ronkdop:
ruŋkdop (Q078p Wellen),
ruŋkdoͅp (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|