e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

Gevonden: 4045
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijt fijt: feͅt (Wellen) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filter in de melkzeef neteldoek: netǝlduk (Wellen), zaandoek: zoǝnduk (Wellen), zǭǝnduk (Wellen) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flambouw flambouw (<fr.): en flambee (Wellen) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flank flank: flaŋk (Wellen) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: floow (Wellen), weps: weps (Wellen, ... ) meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen af vallen: öëfvallen (Wellen), kwalijk vallen: koolek (Wellen) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2
flets flauw: flŏŭ (Wellen) geeps (flets) [ZND 01 (1922)] III-1-2
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fletse (Wellen), flikflooien: ook materiaal znd 23, 55  flikkeflooie (Wellen) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: fluim (Wellen, ... ), rochel: rochel (Wellen) fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluimen uitspuwen grochelen: grochele (Wellen) Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)] III-1-2