24315 |
fret |
fret:
fret (Q078p Wellen)
|
fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
froense (Q078p Wellen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
mouten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
moeite (Q078p Wellen),
moeiten (Q078p Wellen),
moei̯tte (Q078p Wellen)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
25891 |
fruit koken |
murw koken:
mørǝf koǝkǝ (Q078p Wellen)
|
Het koken van het soms fijngemaakte fruit. [N 57, 11]
II-2
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
freut (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19094 |
futloze jongen |
lempes:
lempes (Q078p Wellen),
lubbe:
d’as lubbe (Q078p Wellen),
lummel:
lummel (Q078p Wellen)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
17807 |
gaan |
gaan:
goan (Q078p Wellen)
|
gaan [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
28762 |
gabardine |
gabardine:
gabǝrdin (Q078p Wellen)
|
Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.]
II-7
|
21557 |
gadeslaan? |
gaderslaan:
zēn zā-ke goet te ga͂-r hāə (Q078p Wellen)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
vork:
tgo. is de veurk opezette
de veurk opezette (Q078p Wellen),
de veurk touzette (Q078p Wellen)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|