20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuige zen (Q078p Wellen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getò.ge (Q078p Wellen),
tuigen:
teugə (Q078p Wellen),
tuige (Q078p Wellen)
|
getuigen [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
periculeus:
brekkelaus (Q078p Wellen),
bè vuur spe-le is prekkeloas (Q078p Wellen)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
periculeus:
ènne prekkoze kjaol (Q078p Wellen)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
kasjot (Q078p Wellen),
gevang:
gəvang (Q078p Wellen),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
perzŏang (Q078p Wellen),
presong (Q078p Wellen)
|
gevangenis [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
faèade:
fasāt (Q078p Wellen),
hoofdwand:
hōi̯wānt (Q078p Wellen)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
gève (Q078p Wellen)
|
geven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevuelig (Q078p Wellen),
gevūlləg (Q078p Wellen),
gevüelig (Q078p Wellen)
|
gevoelig [ZND 01 (1922)] || mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
douef (Q078p Wellen),
douf (Q078p Wellen)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwɛlǝf (Q078p Wellen),
plafond:
plafǫwŋ (Q078p Wellen)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|