33622 |
mestvaalt |
meste, miste:
meeste (L215a Wellerlooi),
mesthoop:
meesthoowp (L215a Wellerlooi),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meeshoeëp (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi)
|
[SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
19062 |
met tegenzin |
tegen heug en meug:
teggen heug en meug (L215a Wellerlooi)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlǝr (L215a Wellerlooi)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (L215a Wellerlooi)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (L215a Wellerlooi)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
oren:
oowre (L215a Wellerlooi)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
een oren houden:
enne oowre halde (L215a Wellerlooi)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)]
III-1-2
|
24352 |
mier |
zeikdempel:
zekdempel (L215a Wellerlooi)
|
mier
III-4-2
|
28569 |
mijtziekte |
mijtziekte:
mijtziekte (L215a Wellerlooi)
|
Acariose. Ziekte in de luchtwegen, veroorzaakt door de Acarismijt. Deze mijt dringt de luchtwegen van de bij binnen en voedt zich met lichaamssappen. De afscheidingsprodukten van de mijten vergiftigen langzaam de getroffen bij. Door snelle vermenigvuldiging van de mijten verstoppen de luchtbuizen, zodat de bij sterft. Bij sterke aantasting kunnen gehele kolonies bijen aan deze ziekte ten onder gaan. Chemische medicamenten kunnen ter bestrijding toegediend worden. Tot voor kort werd deze ziekte bestreden door het doden van bijenvolken en vervoersverboden door de overheid. [N 63, 71b; N 63, 71a; monogr.]
II-6
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikə (L215a Wellerlooi)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|