e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oud, bejaard bejaard: bejoard (Wellerlooi) bejaard [SGV (1914)] III-2-2
oude koningin witte moer: wetǝ mūr (Wellerlooi) Oude, afgeleefde moer. Van deze moer raakt het zaadblaasje uitgeput of is het versleten. Zij gaat dan darrenbroed leggen, hetgeen niet getolereerd wordt door het volk. Praktisch zeker zal ze door de werkbijen naar buiten worden gedreven en zal ze door haar opvolgster met de angel gedood worden. [N 63, 63c; N 63, 63b] II-6
oude man oude mens: enne aalde meensch (Wellerlooi) oude [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1
oude stok oude stok: aldǝ stok (Wellerlooi) Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b] II-6
oudejaarsavond oudejaarsavond: aldejaorsaovent (Wellerlooi) Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
oudejaarsdag oudejaarsdag: aldejaorsdag (Wellerlooi) Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2
ouders ouders: älders (Wellerlooi), met lengteteken op de a  älders (Wellerlooi) ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
ouderwets ouderwets: alderwets (Wellerlooi) ouderwets [SGV (1914)] III-1-3
ovenpaal scheutel: šø̄ǝtǝl (Wellerlooi) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1
overtuigd overtuigd: ŏavertuugd (Wellerlooi) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4