21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rikdom (L215a Wellerlooi)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (L215a Wellerlooi)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
ijzel:
īēzel (L215a Wellerlooi)
|
rijm (op boomen) [SGV (1914)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
ries (L215a Wellerlooi),
rīēs (L215a Wellerlooi),
rīēze (L215a Wellerlooi)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
34643 |
rijtuig |
rijtuig:
ręi̯tȳx (L215a Wellerlooi)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
reempels, reempel (L215a Wellerlooi)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
ringbaard:
ringbaard (L215a Wellerlooi)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vimmen:
vême (L215a Wellerlooi)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
ringstêke (L215a Wellerlooi)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
21214 |
riool |
riool:
rijoowl (L215a Wellerlooi)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|