34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bag:
bax (L215a Wellerlooi)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
muk:
mø̜k (L215a Wellerlooi)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kip, kip, kip:
kip, kip, kip (L215a Wellerlooi),
kuiken:
kȳkǝ (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
varken:
vɛ̄rkǝ (L215a Wellerlooi)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lam:
lām (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
schaap:
sxǭp (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōēpe (L215a Wellerlooi)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
geit:
gęi̯t (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
geitenlam:
gęi̯tǝlām (L215a Wellerlooi)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
28568 |
roer |
schijt:
sxīt (L215a Wellerlooi)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|