18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
bloedzwêr (L215a Wellerlooi)
|
steenpuist [SGV (1914)]
III-1-2
|
29963 |
steiger |
steiger:
stęjgǝr (L215a Wellerlooi)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
24976 |
steil, sterk hellend |
stik:
stik (L215a Wellerlooi)
|
steil [SGV (1914)]
III-4-4
|
17820 |
steken |
steken:
stêke (L215a Wellerlooi),
stę̄kǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het prikken met de angel in de huid door de bijen. [N 63, 73b; Ge 37, 124; monogr.] || steken [SGV (1914)]
II-6, III-1-2
|
20323 |
sterven |
sterven:
met lengteteken op de a
stärve (L215a Wellerlooi)
|
sterven [SGV (1914)]
III-2-2
|
20151 |
stiefdochter |
dochter uit de eerste trouw:
dochter uut den örsten trow (L215a Wellerlooi)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
stiefkiender (L215a Wellerlooi)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
stiefmoeder (L215a Wellerlooi)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
stiefvader (L215a Wellerlooi)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
zoon uit de eerste trouw:
zoewen uut den örsten trow (L215a Wellerlooi)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|