e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vangen vangen: vange (Wellerlooi) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2
varken kuus: kos (Wellerlooi), varken: vɛ̄rǝkǝ (Wellerlooi) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkensstal, varkenshok varkenshuisje: vē̜ ̞rǝkǝshyskǝ (Wellerlooi), varkenskooi: vē̜ ̞rǝkǝskø̜i̯ (Wellerlooi) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog varkensbak: vɛ̄rkǝs˱bak (Wellerlooi) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet reuzel: reuzel (Wellerlooi), smout: smaalt (Wellerlooi), smāālt (Wellerlooi) reuzel [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)] III-2-3
vaste uitwerpselen schaapskeutels: sxǫpskø̄tǝls (Wellerlooi), schapenkeutels: sxǭpǝkø̄tǝls (Wellerlooi), varkensstront: vɛrkǝsstrōnt (Wellerlooi) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] I-12
vaste voer- en drinkbak koebak: kubak (Wellerlooi), krib: krep (Wellerlooi) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vastenavond vastelavond: vasteloavend (Wellerlooi), vastəloͅvənt (Wellerlooi) vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)] III-3-2
vastendag vastendag: vastendag (Wellerlooi) vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastentijd vasten: vaaste (Wellerlooi) vasten [SGV (1914)] III-3-3