e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriend vriend: enne trowe vriend (Wellerlooi), vriend (Wellerlooi), vrint (Wellerlooi) trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] || vriend(in) [RND] III-3-1
vriezenx vriezen: vrīēze (Wellerlooi) vriezen [SGV (1914)] III-4-4
vroedvrouw wijsvrouw: ie is lang  wiesvrouw (Wellerlooi) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] III-2-2
vroegmis vroegmis: vru.gmis (Wellerlooi) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vrou (Wellerlooi), vroͅu (Wellerlooi), wètte watferenvrouw dat was (Wellerlooi) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vrow (Wellerlooi), vrouwmens: vrommes (Wellerlooi) vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] III-2-2
vrouwelijk jong van de geit liempje: limkǝ (Wellerlooi) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf maalkalf: mǭl[kalf] (Wellerlooi) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk varken zog: zox (Wellerlooi) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duif: dooͅeoͅf (Wellerlooi) Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2