id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25204 | warm weerx | warm (weer): met lengteteken op de a wärm (Wellerlooi) | warm [SGV (1914)] III-4-4 |
28620 | warm zetten | warm zetten: wɛrm zętǝ (Wellerlooi) | Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b] II-6 |
28464 | warme bouw | warme bouw: wɛrmǝ bǫw (Wellerlooi) | Manier van raten bouwen waarbij de raten met de brede kant naar het vlieggat gekeerd zijn of anders gezegd daarmee evenwijdig lopen. De ramen staan warm of koud ten opzichte van het vlieggat. De term warme bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17a] II-6 |
28633 | warmlopen | heetlopen: hętlōpǝ (Wellerlooi) | Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106] II-6 |
19717 | was | was: was (Wellerlooi), wèsch (Wellerlooi) | Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] || wasch [SGV (1914)] II-6, III-2-1 |
28671 | waskoek | plaat: plāt (Wellerlooi), wasplaat: wasplāt (Wellerlooi) | Vorm waarin de gezuiverde was wordt geknepen of geperst. Wanneer men de gezuiverde was met de hand bewerkt, ontstaat voornamelijk een bolvorm. Indien men de gezuiverde was machinaal perst, verkrijgt men een koek- of broodvorm. [N 63, 121d; N 63, 121e; monogr.] II-6 |
33631 | waterput | put: pø.t (Wellerlooi), pøt (Wellerlooi), pø̄.t (Wellerlooi) | [RND 10] [SGV (1914)] I-7 |
20435 | weduwe | wedvrouw: wedvrouw (Wellerlooi), wedwijf: wèdwief (Wellerlooi) | weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2 |
20451 | weduwnaar | wedkerel: wèdkèl (Wellerlooi), wedman: wedman (Wellerlooi) | weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2 |
18275 | weefsel, stof | stof: stof (Wellerlooi) | stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3 |