e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen braamberen: brǫmbē̜rǝ (Wellerlooi) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braamberenstruik: ert kort uitgesproken  brombärestroek (Wellerlooi) braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: brōje (Wellerlooi) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kokhalzen: kokhalze (Wellerlooi), kotsen: kotse (Wellerlooi) kotsen [SGV (1914)] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] III-1-2
branden branden: de kachel brāndt (Wellerlooi) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brānder (Wellerlooi) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandhout brandhout: brāndholt (Wellerlooi), brānthoͅlt (Wellerlooi) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1
brandnetel brandnetel: brāntnētǝl (Wellerlooi), netel: nētǝl (Wellerlooi) Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5
brede landweg dreef: drēf (Wellerlooi) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breien breien: breie (Wellerlooi) breien [SGV (1914)] III-1-3