e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekkleedje dekkleed: dekkleed (Wellerlooi) Het dekkleedje is de ouderwetse manier van dakbedekking. Het is over het algemeen vervangen door de dekplank die veel voordelen biedt boven de kleverige kleedjes die vlak op de ramen liggen en daardoor de bijen verhinderen om over de toplatten van de ramen heen van raat naar raat te trekken. Bovendien verslijten de dekkleedjes gauw, ze maken de behandeling van de volken ruwer en stimuleren de wasmotplaag. [N 63, 10k] II-6
deksel dek: dèk (Wellerlooi) deksel [SGV (1914)] III-2-1
dempig dempig: dɛmpex (Wellerlooi) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: deenke (Wellerlooi) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel schobje: schöpke (Wellerlooi) dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden dennenspelden: dennspèl (Wellerlooi) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
deugniet deugeniet: deugeniet (Wellerlooi) deugniet [SGV (1914)] III-1-4
deur deur: dȳr (Wellerlooi), dör (Wellerlooi) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur [SGV (1914)] II-9, III-2-1
dichtmaken van de woning kitten: ketǝ (Wellerlooi) Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142] II-6
dief schelm: schèlm (Wellerlooi) dief [SGV (1914)] III-3-1