e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driftig hortig: hortig (Wellerlooi) driftig [SGV (1914)] III-1-4
drijftol drijftol: drieftol (Wellerlooi) drijftol [SGV (1914)] III-3-2
drijfvoeren drijfvoeren: drīfvūrǝ (Wellerlooi) Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196] II-6
drijven wegjagen: wɛxjāgǝ (Wellerlooi) Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.] II-6
drinkglas glas: glās (Wellerlooi), schopje: sxøͅpkə (Wellerlooi) drinkglas [RND] III-2-1
droesem bezinksel: bezinksel (Wellerlooi) droesem [SGV (1914)] III-2-3
dronken zat: zat (Wellerlooi) zat [SGV (1914)] III-2-3
droog weer droog: drûuch (Wellerlooi) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek kopjesdoek: schôtteldoek komt niet voor  køͅpkəs˂dūk (Wellerlooi) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek tuitenbank: tø̜i̯tǝbāŋk (Wellerlooi) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11