e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
europees vuilbroed vuilbroed: vølbrut (Wellerlooi) Zuurbroed. Ziekte veroorzaakt door bacillen. Deze ziekte tast het open broed aan. De meeste larven sterven er aan nog voordat zij het popstadium bereikt hebben. [N 63, 27] II-6
fijn broed koninginnebroei: kø̜nǝgenǝbruj (Wellerlooi), werkbroei: węrkbruj (Wellerlooi) De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b] II-6
filter in de melkzeef zijdoekje: zei̯dykskǝ (Wellerlooi), zijlapje: zilɛpkǝ (Wellerlooi), zijtje: zei̯kǝ (Wellerlooi) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flets pips: pips (Wellerlooi) geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien flikflooien: flikfloije (Wellerlooi) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
fluim fluim: flum (Wellerlooi) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren smiespelen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  smĭĕspele (Wellerlooi), smoezen: Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.  smoeze (Wellerlooi) fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluweel, velours fluweel: frǝwēl (Wellerlooi) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
franje franje: franje (Wellerlooi), franjǝ (Wellerlooi) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit bewaren muiken: mŏĭjeke (Wellerlooi) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3