21333 |
huurpenning |
meepenning:
miepenning (L215a Wellerlooi)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
betijen:
betejje (L215a Wellerlooi)
|
betijen [SGV (1914)]
III-1-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
īēzele (L215a Wellerlooi)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gavel:
gāvǝl (L215a Wellerlooi)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustraasie (L215a Wellerlooi)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
28477 |
in de pap liggen |
in de melk liggen:
en dǝ mɛlk legǝ (L215a Wellerlooi)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
28555 |
in wintertros zitten |
trossen:
trǫsǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het dicht bij elkaar zitten van de bijen in een tros ''s winters als bescherming tegen de koude. [N 63, 54a]
II-6
|
28522 |
inballen |
afslachten:
afslaxtǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het insluiten van de koningin door de werksters. Dit gebeurt meestal ter bescherming, maar overbodige koninginnen kunnen door dit inballen ook gedood worden. [N 63, 36a]
II-6
|
28476 |
ingelegd |
ingelegd:
engǝlęt (L215a Wellerlooi)
|
Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69]
II-6
|
17701 |
ingewanden |
ingewand:
iengewaand (L215a Wellerlooi)
|
ingewanden [SGV (1914)]
III-1-1
|