e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jarig zijn jarig zijn: hei is jörrig (Wellerlooi) Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] III-3-2
jas: algemeen jas: jas (Wellerlooi), jès (Wellerlooi) jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
jicht jicht: jeecht (Wellerlooi) jicht [SGV (1914)] III-1-2
joden joden: jŭdde (Wellerlooi) joden [SGV (1914)] III-3-3
joelen jouwen: joͅudə hart (Wellerlooi) Hij zette zijn strot open (= schreeuwde hard). [RND] III-3-1
jong (bn.) jong: !t kiend is nog jŏŏng (Wellerlooi) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong van een dier jong: joonk (Wellerlooi), jōŋk (Wellerlooi) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (ve dier) [SGV (1914)] I-11, III-4-2
jong varken bag: bax (Wellerlooi) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge gans gansje: gɛnskǝ (Wellerlooi), ganzenkuiken: ganzǝkykǝn (Wellerlooi) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge geit geitenliemesje: gęi̯tǝlimǝskǝ (Wellerlooi), geitenliempje: gęi̯tǝlimkǝ (Wellerlooi), lammetje: lɛmkǝ (Wellerlooi) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12