18953 |
braaf |
braaf:
brááf (Q113a Welten)
|
braaf [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
blauwbramel:
dauwbraam
blauwbroamel (Q113a Welten, ...
Q113a Welten),
bramelen:
broamel (Q113a Welten, ...
Q113a Welten)
|
braambes [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
bramelen:
brǭmǝlǝ (Q113a Welten)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24132 |
braamsluiper |
bramentaats:
briëmetaatsj (Q113a Welten)
|
Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24875 |
brandnetel |
brandnetel:
bręnnētǝl (Q113a Welten),
-
brënnetel (Q113a Welten)
|
brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
34080 |
brede tanden |
breektanden:
bruktɛŋ (Q113a Welten)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (Q113a Welten)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
24913 |
broekland, moeras |
moeras:
ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.
moeras (Q113a Welten)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
20335 |
broer |
broer:
broor (Q113a Welten, ...
Q113a Welten,
Q113a Welten,
Q113a Welten,
Q113a Welten)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20160 |
broers en zusters (coll. niet gebruiken |
kinder:
kinger (Q113a Welten)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05]
III-2-2
|