21657 |
kosten |
gelden:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
wat gelle de bagke (Q113a Welten)
|
Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
dampig (weer):
dampig (Q113a Welten),
triestig (weer):
triestig (Q113a Welten)
|
mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25235 |
koude mist |
zuur koud:
zoeèr kaoèt (Q113a Welten)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
zure wind:
zoer (Q113a Welten)
|
koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
kriǝnǝ (Q113a Welten)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
20146 |
kraamverzorgster |
verpleegster:
verpleegster (Q113a Welten)
|
kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (Q113a Welten)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
25404 |
krabber |
schraphoorntje:
šrabhø̜rkǝ (Q113a Welten)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
34465 |
krielkip |
kriel:
kril (Q113a Welten)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
24415 |
kruipend ongedierte |
wormen:
Veldeke
wörm (Q113a Welten)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|