| 32629 |
kunstmeststrooier |
kunstmeststrouwer/-strooier:
[kunstmest]štrø̜i̯ǝr (Q113a Welten),
strooier/strouwer:
štrø̜i̯ǝr (Q113a Welten)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
| 17983 |
kwaal |
kwaal:
kwò:l (Q113a Welten)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
| 21419 |
kwartje |
kwartje:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
ee kwartje (Q113a Welten)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21668 |
kwitantie |
kwitantie:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
kwitansie han (Q113a Welten)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 18147 |
lam |
lam:
lam (Q113a Welten),
lamp (Q113a Welten),
lammetje:
lɛmkǝ (Q113a Welten),
schaapje:
šø̜̄pkǝ (Q113a Welten)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34412 |
lammeren |
lammeren:
lamǝrǝ (Q113a Welten)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 33640 |
landerijen |
akker:
akker (Q113a Welten),
land:
lant (Q113a Welten)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 34614 |
langboom van de wagen |
langwagel:
laŋwāgǝl (Q113a Welten)
|
Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr]
I-13
|
| 24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
Opm.: lang.
lèg (Q113a Welten)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 34067 |
lege eerste koe |
mans (bijvgl. nmw.):
mou̯s (Q113a Welten),
mǭs (Q113a Welten)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|