20826 |
zout |
zout:
zoat (Q113a Welten)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (Q113a Welten, ...
Q113a Welten,
Q113a Welten),
kinger
zuster (Q113a Welten)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
32875 |
zwadkeerder, beugel |
beugel:
bø̄gǝl (Q113a Welten)
|
De doorgaans metalen beugel, vastgemaakt onderaan de steel van de zeis, die dient om het afgemaaide gras, dat door de rug en de hak van het blad en door de steel wordt meegenomen, te ondersteunen, zodat het links van de maaier in een gezwad komt te liggen. Bij het maaien van gras is een dergelijke beugel niet onontbeerlijk en vaak ook jong of overgenomen van ànder maaiwerk (graan, boekweit, evie). De beugel is meestal een gebogen stuk stevig ijzerdraad, soms ook wel een tak of een gebogen latje. Zie afbeelding 4, nummer A5 en B5. Grotere beugels, die derhalve doorgaans niet voor het maaien van gras, maar voor het maaien van graangewassen met name in de Belgische Kempen werden gebruikt, waren soms voorzien van een lap (vergelijk de opgave drapeau) of een stuk jute, of van haken of tanden; in het laatste geval werden ze wolf genoemd. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat, tenminste oorspronkelijk, ook de kam-benamingen voor de zwadkeerder zijn ontstaan vanwege dergelijke tanden of haken aan de beugel. [N 18, 67f; JG 1a, 1b, 2c, A 14, 3; L 45, 3; monogr.]
I-3
|
20355 |
zwager |
zwager:
schwoager (Q113a Welten)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
šwá:k (Q113a Welten)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte:
šwatbōntǝ (Q113a Welten)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte miemelen:
mv: -e
zwarte miemele (Q113a Welten)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
Veldeke
bladloeès (Q113a Welten)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kuikenskraai:
kuukeskrō (Q113a Welten)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
šwēgəl (Q113a Welten)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|