e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken lessen: lèsse (Wessem) drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinkkuil in de wei koezuip: kuzūp (Wessem) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem bezinksel: bezinksel (Wessem) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
dronkaard zuiplap: zoeplap (Wessem) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
droog weer droog: drûûch (Wessem) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek schotelsplag: šoͅtəlsplak (Wessem) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek droogrek: dryǝxręk (Wessem) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
drop klits: klits (Wessem) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater klitswater: klitswater (Wessem) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druppel druppel: eine dröppel (Wessem) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4