21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.rəl (L375p Wessem)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kir.kof (L375p Wessem)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kɛrəməs (L375p Wessem)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
sleep:
[sleep] (L375p Wessem)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
18208 |
kiel |
jasje:
jeske (L375p Wessem)
|
Hoe noemt men de (korte) werkjas? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20592 |
kieskauwen |
knauwelen:
knauwele (L375p Wessem)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
pikkerd:
pikkerd (L375p Wessem)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kieuwe (L375p Wessem)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakərt (L375p Wessem)
|
kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdengeut:
kwakkertegoat (L375p Wessem),
kwakərtəgu.ət (L375p Wessem)
|
kikkerrit [DC 09 (1940)], [RND]
III-4-2
|